Lengte: 68 tot 70cm
Ongeveer zo groot als de Oehoe Tamelijk lange staart, grote
ronde kop met grote gezichtssluier met fijne concentrische ringen, witte
sikkelvormige tekening tussen de snavel en ogen, zwart-witte kinvlek, geen
oorpluimpjes. Grondkleur witachtig grijs, boven- en onderzijde donker
bruinig grijs in de lengte gevlekt, bovenkant tevens nog fijn donker
gespikkeld. Staart en vleugels donker grijsbruin met fijne dwars bandjes
en spikkels. Snavel geel, nagels donkerbruin, ogen klein met lichtgele
iris. Geslachten gelijk gekleurd, vrouwtje iets groter en zwaarder. Jonge
vogels donker grijsbruin met witte dwars bandjes.
Dichte naaldwouden van taiga en gebergte, die veel open
plekken, moerassen en kaalslagen hebben.
Overwegend woelmuizen, lemmingen of eekhoorns, af en toe
ook jonge sneeuwhazen of vogels tot de grootte van sneeuwhoenders.
Benut meestal nesten van andere (roof)vogels, maar ook
uitgeholde boomstronken of een zelfgemaakte kuil in de grond. Broedtijd
april - mei. Grootte van het nest 3-6 eieren, broedduur 28-30 dagen,
nestperiode jongen 22-30 dagen. Vrouwtje broedt vanaf het eerste ei. In
'magere' jaren vervalt het broeden wel eens. In jaren met veel woelmuizen
is de populatiedichtheid zeer groot en liggen de nesten soms maar een paar
honderd meter van elkaar verwijderd. De jongen verlaten het nest al voor
ze goed kunnen vliegen. Zij worden door beide ouders gevoerd tot ze
zelfstandig zijn.
jagen meestal in de
schemering, maar ook wel 's nachts en overdag
. Ze jagen vanaf een lage
verhoging, waar ze een goed uitzicht hebben. De prooi wordt zowel
akoestisch als optisch opgespoord. In de regel zijn deze uilen trouw aan
hun territorium; alleen in slechte woelmuisjaren, trekken ze naar het
zuiden.